3 oktober: schuilkelders - walcheren40-45

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

3 oktober: schuilkelders

Jo (11): “’s Morgens op 3 oktober 1944 zei mijn vader: “Ik ga naar de molen, want ik moet nog malen.” Wij bleven met z’n drieën op de boerderij. ’s Middags om ongeveer twee uur hoorden we vliegtuigen komen en begon het bombardement. Dat duurde ruim twee uur. Wij zaten in een schuilkeldertje van balen stro. De vliegtuigen keerden boven de plaats waar wij zaten. Een verschrikkelijk lawaai, wat versterkt werd door het afweergeschut dat vlak in de buurt stond opgesteld. Mijn vader was aan het malen toen de markeringsbommen werden gegooid (foto rechts). Toen hij dat zag zette hij de molen stil en deed de deur van de kelder open. Er kwamen al mensen naar de molen om de kelder in te gaan. Hij pakte zijn fiets en reed tot achter de toren. Daar heeft hij met nog een aantal Westkappelaars in een droge sloot gelegen totdat het bombardement voorbij was. Hij is toen teruggegaan naar de molen en vond daar alleen nog maar een hoop puin.”

Aarnout (32): “Van bielsen en allerlei hout hadden we bij bakker Verstraate in de tuin een schuilkelder gebouwd van ongeveer twee bij twee meter. De kelder was een meter diep in de grond gegraven en er lag een meter aarde op. Er was een kleine ingang gemaakt die zigzag liep ter bescherming tegen scherven. Toen het bombardement begon kwamen de buren, ik schat een man of tien, vijftien, van alle kanten aangerend. Ik herinner me de familie M. en bakker R. met zijn vrouw en een klein kindje. We waren met 22 of 24 man in de schuilkelder en we stonden als lucifers tegen elkaar aan. De een beefde nog harder dan de ander. Het was net of de kelder een bal aan een touwtje was, zo schudde en sprong hij op en neer onder de druk van de bommen. Tussen twee aanvallen in ben ik even uit de kelder gekropen om te zien of ik misschien mensen in de buurt kon helpen. Het was echter onmogelijk ergens bij te komen, overal was het een bende, een rotzooi. Jan L. stond in het deurgat van de kelder en zei tegen mij: “Zie je, dat huis is weg en dat en dat en dat.”  “Stil”, antwoordde ik, “laat ze het in de kelder niet horen, vertel niks, als ze het straks zien is het nog vroeg genoeg.’”

 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu