4 oktober: steeds meer namen - walcheren40-45

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

4 oktober: steeds meer namen

Wim, brandweerman in Middelburg (26): “Ochtenddienst. Geruchten omtrent watersnood. Ik ben zelf gaan kijken naar Westkapelle op de motor met mijn maat Jan v.d. IJ. Het was een avontuurlijke tocht. Motor door halve meter blubber moeten trekken. Veel water in de buurt van Westkapelle. Verschrikkelijke toestand in het dorp. Puinhopen en water en regenbuien. Het toppunt van triestigheid. Duitsers en boeren waadden door het water. Mijnenvelden onder water. Koeien onder Koudekerke in mijnenveld geraakt. Twee lagen er op sterven met afgeslagen voorpoten. Boeren konden er niet bij komen. ’s Middags ladderwagen naar Westkapelle om er de Rode Kruis colonne naar toe te brengen. Aantal doden +/- 170 tot nu toe. Onder de molen liggen er naar schatting nog 40 á 50 bedolven.”

Foto van Neeltje Flipse-Roelse


Gerrit uit Middelburg behoorde tot degenen, die zich vrijwillig vanuit Middelburg naar Westkapelle begaven om te helpen. Hij werd ingedeeld bij de ploeg die het puin van Theune’s molen op zou ruimen. “De werkploeg van de vorige dag heeft de zware molenstenen reeds opzij gewerkt en nu ruimen wij met twintig mannen de resten op om bij de kelder te kunnen komen. Daar wacht ons een vreselijke aanblik. Op de vloer vinden we de oude molenaar Theune samen met zijn vrouw. Dan komt er een mensenmassa bovendrijven en ik tel acht lijken. Sommigen liggen er in verkrampte houding bij door de pogingen het binnenlopende water te ontwijken. Zo halen we de een na de ander uit het water op. Nadat ze geïdentificeerd zijn worden ze weggebracht. Ook lijkjes van kinderen treffen we aan. Een jongetje van een jaar of twaalf vinden we, samen met zijn moeder, een mondorgel steekt nog uit zijn broekzak. Ook stuiten we op kinderwagens met daarin netjes opgestapeld linnengoed, vooroorlogse zeep, zakjes met sieraden, busjes met spaarcenten van kinderen. We bergen deze dag 23 lijken. Morgen moeten we eerst puin ruimen om de anderen te kunnen bereiken.’ Twee dagen later: Om elf uur vinden we de lijken van Cijsouw en zijn vrouw. Ze lagen onder de grond in een schuilkelder tussen veilingkisten. ’s Middags om vier uur vinden we bij graafwerk op het strand het lijkje van een jongetje van 2 jaar. Even later ontdekken we zijn vader, Piet Westerbeke. We staan te ploeteren in een steeds verder inzakkende kuil met drijfmodder en kunnen hen niet omhoog krijgen. Later treffen we ook het lijk van zijn vrouw aan. Na eindeloos geploeter zien we kans vlak voordat de vloed komt de lijken uit de put omhoog te krijgen.”



 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu