Voorbereiding aanval Schouwen Duivenland - walcheren40-45

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Voorbereiding aanval Schouwen Duivenland

Walcheren is vrij en het eiland is een goede uitvalsbasis voor de aanval op Schouwen. De Engelse Derek Turner (19) en zijn Troop maken zich klaar voor een overtocht naar Schouwen. Ze waren ingekwartierd bij Piet, een burger.
Derek Turner (19): “Op een ijskoude ochtend vlak na Kerstmis zaten we buiten de voorraadkamer met een dampende kop thee in onze koude handen. Op dat moment kwam de keurige kapitein Linnell aanrijden in zijn aangepaste jeep. Zonder uit te stappen vertelde hij dat wij (het B’ eskader) diezelfde avond een aanval zouden gaan uitvoeren op Schouwen. Ik moest een jeep met aanhangwagen regelen en voldoende munitie. Daarna moest ik me met bemanning melden bij kapitein Dunn in een nabijgelegen dorp waar zijn troepen waren ingekwartierd.

De groep van Derek Turner

Als bedieners van een mitrailleur droegen we geen geweren en de driepoten wogen elk meer dan 20 kilo. Onze uitrusting en een kist munitie wogen samen ongeveer hetzelfde.  Omdat het rond half 5 al donker werd kwam onze gastheer op zijn fiets thuis. Hij zette zijn klompen bij de achterdeur en stak zijn hoofd rond de deur. We waren net de wapens aan het schoonmaken. Bij het zien van een gedemonteerde pistool begonnen zijn ogen te schitteren “Schouwen vannacht?” zei hij. Wij verbaasden ons er altijd over dat de plaatselijke mensen meer over onze activiteiten wisten dan wij. Misschien was het een goede gok; ik knikte kort met mijn hoofd, want ik wist dat dit bij Piet veilig was. Ik deed alsof mijn handen trilden en hij lachte me toe en ging om een kop thee.
We begonnen met de voorbereidingen. Een 3 uur durende rit in een open jeep bij temperaturen onder het vriespunt was niet ons idee van een pleziertocht. Groene baretten waren niet al te warm en dus droegen we gebreide mutsen. We namen onze groene baret altijd mee in een van onze zakken. Ik trok mijn uitrusting aan met riemen met 2 patroontassen aan de voorkant en een kleine broodzak aan de achterkant. Ook een tube vet waarmee we ons gezicht zwart maakten, want een wit gezicht is duidelijk zichbaar in het donker.
We moesten de Oosterschelde oversteken in een landingsvaartuig. De zitplaatsen op het landingsvaartuig waren heel eenvoudig. Metalen stoelen van de voor- naar de achterkant van het ship. Wij gingen langs de voorkant het schip op, schoven door naar achter, draaiden ons om en zaten schrijlings op de zogenaamde stoelen zodat iedereen naar de voorkant keek. We waren klaar om snel het schip te verlaten wat letterlijk het verschil tussen leven en dood kon betekenen. Helemaal voorin zat de marinier met de mijndetector die een pad van ongeveer een meter breed schoon zou vegen. Aan weerszijden van de mijndetector zat een marinier met een rol met ongeveer 100 meter lint. Zij liepen achter de mijnenveger aan met het lint onder hun buitenste arm en markeerden het pad wat wij moesten volgen. Deze methode was om duidelijke redenen alleen praktisch tijdens nachtoperaties. Als het lint op was, was het hopen voor het beste. En zo kwamen we aan op Schouwen."


 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu